47
opdracht van 1
juist en zoo beeldrijk gezegd
Zijn tijdsgewricht was een der schoonste, roemrijkste voor ons
Vaderland; hij maakte zijn naam en Neerland’s naam onsterfelijk.
Hij had het benijdens waardig voorrecht van tegelijk den bloei en
de geestkracht te zien van handel en nijverheid, van oorlogsmacht
te lande en ter zee, en tevens ook van wetenschappen en kunsten.
Immers welk een reeks van beroemde namen verlevendigt zich bij
het uitspreken van zijn naam, die door Vondel zoo stout en nimmer
meer volgbaar is verheerlijkt.
En niet alleen Vondel, maar ook vele anderen hebben den edelsten
loot uit den Oranje hof toegejuicht en eer gegeven.
Is er niet van Hem getuigd, dat Prince Frederik Ilendrik met volle
recht den titel van Hoogheid gemeriteerd heeft, „als van Hoogen
Huize gesproten en tot hooge dingen geboren, ook hooge daden ver
richt, en zijn naam met hooge feiten onsterfelijk gemaakt heeft?”
En stemt daarmede niet samen wat een ander levensbeschrijver van
dezen Vorst schrijft: „Zijn lieftalligheid was machtig om alle harten
te overwinnen; zijn dapperheid alle steden; zijn spits beleid, om den
vijand te misleiden; zijn manhaftigheid, om gezach te maken; zijn
arbeidzaamheid tot een voorbeeld voor de krijgsknechten; zijn onver
schrokkenheid tot een prikkel van moed; zijne zorgen voor den Staat
tot verwakkering der överheeden. In ’t gevecht gedroeg hij zich als
een ervaaren soldaat- In de legers was hij een volmaak veldheer, en
wonderlijk konstenaar om zijn diepe inzichten te verbergen. In de
vergadering der Staten de wijze raadgever. In den omgang een min
zaam burger en Godzalig Christen. Niet talmend of aarzelend in
’t uitvoeren; verreziend en voorzichtig. Een rechte zoon van den
Ijzeren Mars, welks heldenlof, door zeeghaftige trommen, uitgeklonken
is over de gansche wereld.”
Doch niet enkel den onversaag-den krijgsman den eminenten veld
overste willen we in Prince Frederik Hendrik eeren.
Er is nog een andere eeretitel voor Hem weggelegd, dien van
Vredevorst.
Toen de Prins den 14en Maart 1647 bezweek, was het met den
vrede in het verschiet, dien zoowel zijne heldhaftigheid, als staatkunde
zoo grootelijks hadden bevorderd.
In zijn dichterlijk proza, in de opdracht van het Landspel „de
Leeuwendalers” heeft Vondel het zoo juist en zoo beeldrijk gezegd
„Prins Vrederyck Hendrick heeft zijnen naem met de daet. en alle
zijn oorlooghstriomfen en laurieren met eenen eenigen Vredetriomf,
en den gezegenden olijftack gekroont, en ons den vrede, zijnen lesten
adem tot een geluckigh testement nagelaten.”
Was Prince Frederik Hendrik een leermeester voor zijne veld
oversten, een voorganger voor zijne soldatenkon men hem noemen
den stededwinger, hij was ook voor zijn volk een vader, en voor de
regeerders van dat volk een raadsman.
En ’s Prinsen krijgsman stal ent en burgerdeugd, zijn vaderlijk
bestuur en innige huwelijkstrouw werden gekroond door zijn Gods
dienstzin, zijn geloofsvertrouwen, zijn christelijken handel en wandel.