51
BIJLAGE K.
De grafkelder der Oranjes in de Nieuwe Kerk te Delft, welke nog
slechts weinige weken geleden geopend werden om gelegenheid te
.geven aan den vertegenwoordiger van het Pruisische regiment dat
den naam draagt van wijlen Prins Frederik der Nederlanden, tot het
verrichten van een daad van vrome vereering, waren gisteren in het
middaguur wederom ontsloten voor een pieuse verrichting ten aanzien
van een Oranje voorzaat.
De vereeniging „die Haghe” zag haar voornemen om op den250n
gedenkdag van den dood van Prins Frederik Hendrik, broeder van
Prins Maurits, aan de nagedachtenis van dezen roemzuchtigen veld
heer een hulde te brengen, bekroond door de aanwezigheid van een
honderdtal dames en heereu, die zich vereenigden in het oude koor
■der kerk en zich onder de tonen van het orgel dat psalm 65 door
het kerkruim deed ruischen, schaarden om den voorzitter van „die
Haghe”, den gemeente archivaris den heer A. J. Servaas van Rooyen,
■die zich plaatste voor het schoone praalgraf van den Vader des
Vaderlands, voor hetwelk ook het stoffelijk overschot van den Prins rust
In dien breeden kring van leden merkte men op den burgemeester
van Delft, den heer de Vries van Heyst, commissaris van den Kon.
.grafkelder, de wethouders van Delft, het college van kerkvoogden,
den voorzitter en secretaris van den kerkeraad van Delft, den kamer
heer van H. M. de Koningin, baron Taets van Amerongen en het
lid der Tweede Kamer Mr. W. H. De Beaufort.
Het bestuur van „die Haghe”, voltallig aanwezig, werd bijgestaan
•door eene commissie van regeling, gevormd uit de heeren G. en C.
Gijsberti Hodenpijl en W. baron Snouckaert van Schauburg,
Nadat de laatste tonen van het orgelspel dat welwillend was aan
geboden door den organist, den heer Joh.Kethel, waren weggestorven,
nam de heer Servaas van Rooyen het woord om allereerst in her
innering te brengen dat de vereeniging „die Haghe’-, welke zich ten
doel stelt de geschiedenis van ’s-Gravenhage uit de bronnen te leeren
kennen, dat doel ook meende te bevorderen door de herinnering aan
de groote mannen van het verleden, die’s-Gravenhage geboren werden
of er leefden en werkten levendig te houden. Een volk toch, meende
spr., dat zijn groote mannen eert, toont uit het verleden iets te willen
leeren voor de toekomst.
Plechtig klonk na deze woorden van den voorzitter het „oude
Wilhelmus” door het ruim, terwijl het geheele bestuur afdaalde in
den grafkelder en de voorzitter aan den wand van het oude kelder-
gedeelte, ter plaatse ongeveer waar het stoffelijk overschot rust, een
zilveren lauwerkrans bevestigde, welke op een banderolle de woorden
...Hulde aan Prins Frederik Hendrik” en de jaartallen 1647 14
Maart 1897 draagt.
Toen de commissie haar pieuse taak verricht had, nam de voorzitter
nogmaals het woord. Hij bracht allereerst eerbiedigen dank aan Hare
Majesteit de Koningin-Regentes, waar H, M. bereid werd gevonden