59 En nu zal het wel geen tegenspraak ondervinden wanneer ik deze gebouwen de belangrijkste noem onder de historische monumenten van ons vaderland. Nu bestaat er over deze zaak, als ik het zoo noemen mag, een modus vivendi, namelijk dat het beheer zou blijven bij Waterstaat, maar dat er niets zou gebeuren dan na gehoord advies van Binnen- landsche Zaken. Ik wensch niet verder te gaan als toen, maar verlang handhaving van den modus vivendi, verleden jaar tot stand gekomen. Wanneer ik nu meen uit de Memorie van Antwoord te moeten lezen, dat de Minister van plan is. ook zonder advies van Binnen- landsche Zaken, bij betere weersgesteldheid, dus omtreeks 1 April, met de herstelling aan te vangen, dan wensch ik uit te spreken, dat naar mijne meening de Minister zich behoort te houden aan den aangenomen modus vivendi, dat wil zeggen, dat over dit plan het advies moet worden ingewonnen van Binnenlandsche Zaken. De heer van der Sleyden, Minister van Waterstaat, Handel en NijverheidIk behoef niet nader mede te deelen dat de commissie niet is samengesteld zooals ik had gewenscht. Ik had mij met de hoop gevleid dat nog een lid aan die commissie zou zijn toegevoegd, waardoor ook de medewerking van het Departement van Binnen landsche Zaken, die gewenscht werd, zou zijn verzekerd. Nu dit evenwel niet is geschied, wensch ik er de aandacht op te vestigen, dat de gebouwen toch staan onder het beheer van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid en als zoodanig rust op mij de plicht om voor den goeden staat dier gebouwen te waken. Ik erken, dat alles wat aan deze gebouwen geschiedt, van het hoogste belang is, omdat men ze ongeschonden wenscht te houden. Om die reden gaf ik er mijne volle instemming aan dat ook voor de gewone onderhoudswerken, voor de minste werkzaamheden aan deze gebouwen, eene commissie zou gehoord worden, opdat men zooveel mogelijk waarborgen zoude hebben dat geene werkzaamheden worden uitge voerd, die later betreurd zouden moeten worden. Ligt het nu in de bedoeling van den geachten afgevaardigde, die dit punt ter sprake bracht, dat het noodig zou zijn voor elke werk zaamheid voor de meest gewone onderhoudswerken aan de gebouwen het advies van het Departement van Binnenlandsche Zaken te vragen, dan moet ik daartegen bedenkingen aanvoeren. Op die wijze is het beheer van die gebouwen niet te voeren. Het gaat niet aan, wanneer de commissie een advies heeft gegeven, weder het advies te vragen van een ander Departement, dat omtrent dat punt andere inzichten kan hebben, welke inzichten weder zouden moeten worden gebracht bij de commissie, die als adviseur voor het Departement van Waterstaat Handel en Nijverheid optreedt. Op die wijze zouden de voorstellen en adviezen steeds heen en weder gestuurd worden zonder einde, ten gevolge waarvan de gebouwen inmiddels schade zouden lijden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1898 | | pagina 159