60
door gedeeltelijke restauratie iets anders
een van de
tot het dak
De heer van der Sleyden, Minister van Waterstaat, Handel en
Nijverheid: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb getracht duidelijk te
spreken, maar ik schijn niet duidelijk te zijn verstaan. Ik heb onder
scheid gemaakt tusschen hetgeen moet geschieden tot instandhouding
van de gebouwen en de werkzaamheden die eene restauratie dier
gebouwen in zich sluiten.
Er is geen sprake van om
Wat de gewone onderhoudswerken betreft, moet er ongetwijfeld
gehandeld worden en ik behoud mij voor dat te doen waar het noodig is.
Heeft de geachte afgevaardigde echter het oog gehad op meer
omvangrijke herstellingen, in den regel ..restauratiën” genoemd, dan
wensen ik mij te bepalen tot de opmerking, dat voor liet oogenblik
de uitvoering van dergelijke werken nog niet aan de orde is; deze
behoeven, eer zij tot uitvoering kunnen komen, eene lange en zorg
vuldige voorbereiding. De commissie heeft eene uitnoodiging ont
vangen, zooals uit de mededeeling in de Memorie van Antwoord blijkt,
om ook het vereischte onderzoek in te stellen dat vooraf moet gaan
aan het opmaken van een plan van restauratie. Een dergelijk meer
omvangrijk werk zal ook niet tot uitvoering kunnen komen zonder
bij deze Kamer te zijn aanhangig- gemaakt. Ik meen mij daarom voor
het oogenblik dienaangaande van elke verdere mededeeling te kunnen
onthouden.
De heer de Beaufort (Wijk bij Duurstede)Mijnheer de Voorzitter
Het is buiten quaestie dat het beheer der bedoelde gebouwen moet
blijven bij het Departement van Waterstaat; dit werd verleden jaar
uitgemaakt. Er bestaat echter een verschil tusschen den Minister en
mij over de quaestie of de thans voorgenomen werken behooren tot
gewone of tot buitengewone werken; over die quaestie kan men lang
twisten, evenals bij eene begrooting over de vraag wat gewone, wat
buitengewone uitgaven zijn.
Wanneer wij, ik zou haast zeggen jaren achtereen aan
belangrijkste gedeelten dezer gebouwen hooge steigers,
reikende, hebben opgemerkt, dan kan men bezwaarlijk die herstelling
tot het gewone onderhoud reekenen, en zulks te minder wanneer het
•een zeer ouden muur geldt, dateerende uit den graaflijken tijd en
waarbij dus elk breken ernstige gevolgen kan hebben, en dan gaat
het toch niet aan in deze van gewone onderhoudswerken te spreken.
In aanmerking genomen de groote historische waarde van deze
monumenten acht ik het gevaarlijk dat deze Minister het advies eener
commissie schuift in de plaats van dat van het Departement van
Binnenlandsche Zaken.
Ik meen, en ik herhaal dit met nadruk, dat de Minister zich moet
houden aan den modus viveudi, die verleden jaar door het votum dezer
Kamer is tot stand gekomen, dat wil zeggen, dat aan de belangrijke
historische gebouwen, op het Binnenhof niet gewerkt mag worden dan
na ingewonnen advies van het Departement van Binnenlandsche Zaken.