10
EENE VORSTIN VAN BETEEKENIS.
binnenste genomen zijn, tot richtsnoer van haar eigen
leven dienden, en tot het einde toe bleven dienen.
Het zijn strenge, schier mannelijk strenge trekken,
welke uit de beeltenis der Groothertogin, zooals die hier
gegeven wordt, spreken, maar om het beeld volledig
te doen zijn, mogen de zachte lijnen niet ontbreken.
Zij was eene vrouw met een warm en diep gevoel,
dat de gestrengheid der plichtsvervulling, die zij zich
als eisch had gesteld, verzachtte en aan haar wezen
den schoonen trek van ware humaniteit gaf; vol wel
willendheid voor elk eerlijk streven, schonk zij allen
die zich zulks hadden waardig gemaakt, haar volle
vertrouwen.
Haar zielenadel sprak niet alleen uit hare onbegrensde
weldadigheid, doch meer nog uit het vriendelijk, be
moedigend en troostend woord, dat zij met zoo uit-
nemenden tact, tot lijdenden en treurenden wist té
spreken.
Afkeerig van uiterdijken schijn, droogde zij in stilte
tallooze tranen, steunde zij opkomende talenten, of
verzachtte den strijd om het bestaan voor anderen, door
bestelling op hun arbeid.
De Duitsche kunst en de Duitsche letterkunde vonden
in haar eene intelligente vriendin en beschermster, ook
reeds in de dagen, toen zij in ruimere kringen buiten
Weimar meer als Vorstin dan als Maecenate bekend
was. Reeds toen gaf zij blijk, door Fr. Hebbels, tot
haar bibliothecaris te benoemen, hoe zij het groote en
het ware wist te huldigen.
Sedert 1864 beschermvrouw derDuitsche Shakespeare-
vereeniging, kwam zij in drukke en directe aanraking
met vele bekende personen uit de wetenschappelijke en
letterkundige wereld, welk verkeer zich nog aanmerkelijk