NAAR AANLEIDING VAN HET 25-JARIG BESTAAN, ENZ. 47
gesteld, trok bovengenoemde de meeste aandacht. Daarbij
is door voor- en tegenstanders van „school” en van
„werkplaats”, wel alles gezegd wat voor en tegen beide
stelsels aan te voeren was. Scheen op de eerste van
bovengenoemde bijeenkomsten, blijkens de daar voor-
loopig gestelde conclusiën, de strijd, hoe dapper ook
van weerszijden gevoerd, onbeslist te zullen blijven,
op de slotvergadering verklaarde zich een groote meer
derheid voor „de eerste opleiding van ambachtslieden
in de school boven hunne eerste opleiding, deels in de
school, deels in de werkplaats”, o. a. met bijvoeging
dat .voor die plaatsen en vakken, waarin blijkbaar de
Ambachtsschool niet kan voorzien, eene op het leerling
wezen gebaseerde opleiding in de plaats trede.” (Zie
nader de gepubliceerde verslagen van voormeld Congres).
Hoezeer onze school in dezen strijd betrokken
was, bleek behalve op dat congres, op een daarmee in
verband staande vergadering, hier ter stede gehouden
op initiatief' van de vereeniging „Arti et Industriae”.
Gold de strijd omtrent „school of werkplaats”, te
Amsterdam de ambachtsscholen in ’t algemeen, hier
werd die nogmaals gevoerd meer bijzonder met ’t oog
op de Haagsche school. Doch ook dit stortbad bleek
haar niet te deerenintegendeel werkte het opfrisschend,
want al die strijd noopte ons tot voortdurende waak-
en werkzaamheidvan gegronde aanmerkingen werd
door ons steeds goede nota genomen, en de ophef en
beweging, waarmee die strijd gepaard ging, deed de
school in steeds ruimer kringen bekend worden en
waardeering vinden.
Meermalen is mij gevraagd, waarom, als middel ter
bevordering van dit laatste, de school niet meer deel
neemt aan openbare tentoonstellingen en wedstrijden,