Mijnheer de Hoofdredacteur
2e Paaschdag bracht ik een bezoek aan de tentoonstelling
van werkstukken der leerlingen van de Ambachtsschool.
Van allerlei ging er toen om in mijn hoofd. Denk niet, M. d. H.,
dat ik u een verslag wil geven van al de keurige werkstukken,
die daar tentoongesteld waren; stel u gerust, de halve stad,
geloof ik, heeft ze gezien.
Maar ik dacht o. a. zóo: Er wordt zooveel gezegd over malaise,
(op 22 Maart 1897). De belangstelling en minzaamheid,
waarmee de Vorstinnen van al het onderwijs kennis
namen, stempelen hare bezoeken tot de meest vereerende.
Zij wenschten de school in volle bedrijvigheid en zonder
eenigen tooi te zien, en alzoo is geschied.
Behalve bovengenoemde werden nog tal van andere
bezoeken ontvangen, ongerekend die bij gelegenheid
der jaarlijksche tentoonstellingen, welke, behalve dooi
de ouders en verzorgers der leerlingen en verdere ge-
noodigden, in de laatste jaren telken male door een
vijf a zes honderd personen worden bezocht. Om dien
toevloed binnen de noodige perken te houden, wordt
dan een gering entreegeld geheven. Met genoegen con
stateer ik hierbij dat het schoone geslacht er steeds
flink vertegenwoordigd is en ons evenzeer verplicht met
den aankoop van gereed staande, door de leerlingen
vervaardigde voorwerpen, als liefhebbers en beoefenaars
van verschillende nijverheidsbedrijven dit doenzoodat
wij tot dusver slechts éénmaal onze toevlucht hebben
moeten nemen tot een afzet van zulke voorwerpen,
door middel eener verloting (1885).
Een mij onbekende bezoeker van onze tentoonstelling
in 1896 gaf zijn indruk daarvan in Het Dagblad van
10 April weer door het navolgend ingezonden stuk.
50 NAAK AANLEIDING VAN HET 2 5-JARIG BESTAAN, ENZ.