78 HET SPREKENDE DEN HAAG. verheven, hij met Op Maandag: d.i. den Marktdag. H. Vroeger Touwslagerspad. Daar immers voor Dat ik door mijne Bocht de halve wereld lijk, Zal U misschien niet eens bijzonder treffen. Maar hoog en nieuw ben ik alhier gevest. Een toonbeeld van ’t Bataafsch Gemeenebest. Via Sylvestris, olim restiarium. 2) Hout-straet Zag mij, zooals ik thans ben, die vroeger hier touw slager was. aan zijn leven maken. Vast overleefde hij niet den bloei, dien ik thans hem vertoon, mijnen bloei, alles wat hij deed, moest wijken. Dezelfde thans uitgestrekt tot een Plein. Zulks is noch nimmer gezien op aarde noch in de Mathesis, ’k Werd geboren als lijn, en groeide op tot een vlak. Ijlings zou een touw een eind Via sublimis. Hoogh-straet. Gelijk de Republiek ben ’k machtig en In ligging hoog, van daken steil, in zaken groot, Een vreemdling, die wellicht hier in den stroom van menschen. Verzeild raakt, als op zee een ranke boot, Zal mij met meerder recht een zandbank doopen, Men ziet met volle Maan B mij altijd onderloopen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1898 | | pagina 263