82
HET SPREKENDE DEN HAAG.
Via molar ia. Mole-straet.
Via nova. Niew-straet.
U. rechter, schuw ik niet. Ik wil voor uw bezit
Mijn schepper gaarn mijn dank bewijzen:
Ik leer den Hagenaars, de majesteit van ’t recht
En ’t nut van vroede wetten prijzen. 2)
Angiportum Lusciniae. Nachtegaéls-paedjen.
Mijn schoone Philomeel schonk mij zoovele zonen,
Haar nakroost werd weldra zoo talrijk in het woud,
Dat men hen straks niet meer dan schorre kraaien telde.
Zoo hebt gij nesten maar, niet voor u zelf, gebouwd
Via Talparia. Moll-straet.
Molliger is mij voorwaar de harde steen dan de mollen,
Die in vroegeren tijd, wroetten alhier door den grond,
’k Dank den beleidvollen man, die met keien mij wilde
plaveien
Zacht bij de mollen in de aard, ruste in vreê zijn gebeent’.
voor ’t eerst gehoord. II. Het Nachtegaels-
’k Heb alle molens uitgedreven
En verre staan zij uit elkaer
Mis burger! ’t dorp is voortgeschreden
En Ceres noemt u, leugenaar.
Voor weinige jaren hier
paedjen is thans Parkstraat.
Van af het Raadhuis naar het Óósten zich uitstrekkende. II.
De straatnamen van den Haag, die op windstreken doelen zijn alle
verkeerd. Zie het kompas bij den Vijver.
Toch ziet ge duizend koks hier komen na den disch,
Omdat er ’s avonds laat geen spijs meer over is.