95
HET SPREKENDE DEN HAAG.
VVegh ten zuyden
Is hier het wintergetij,
Via Occidentalis. VVesteinde.
’k Zie eiken dag, hoe de
Eindeloos strek ik mij uit, met u zon,
Westerbeek.
een wapenspreuk; staat althans cursief in
Bezuidenhout.
Dat over de boschsloot gelegen is. H.
3) van Buy ven, heer van
4) „Verder” is vermoedelijk
den text „Ulterius.”
zon de dagen
Sylvae latus ad Austrum.
van het Bosch.
’t Donkere eikenloof dwingt vaak
ons het bosch te
ontvluchten,
En voor den schaadlijken damp, te ruilen de zuivere zon.
Snel keert het jaargetij dan. Slechts door een brugje 2)
gescheiden,
van het verkwikkende Zuid.
van ’t jaar doet
verdwijnen.
Ik ben getuige, hoe zij de eindpaal van 't werrek bereikt.
Zoo leert althans ons de schijn. Inderdaad houdt geen
grenspaal u tegen.
En onvermoeid streeft gij voort, niets stremt naar ’t
Westen uw loop.
Aldus handel ook ikaan den uitersten grens van het
Westen,
Brengt mij geen molen, geen gracht, zooals gebleken,
tot staan.
en ook met u
Karei3)
Snel ik steeds, voortgaande in bloei, altijd Verder”
vooruit.
Westerbeek! als gij niet zelf hierheen komt, om mij te
ontmoeten