107
ARIJ VAN DEK SPUIJ.
eerste half
verzekeren,
vrees voor
Het rapport
Heer van
doch op mijn wenk dat dit niet behoefde, gehoorzaamde
zij, maar bleven trouwe hulp verleenen waarschijnlijk
dat bovengemelde hartsvanger, welks gevest in ’t zilver
gemonteerd en met een zilver kettingje aan den draag
band verbonden, mij in hunne oogen eenig gezag gaf.
De Fonseca zegt wel in zijn ,1a Haye par un habi
tant” „les cosaques qui etaient campés dans la rue,
„trouvèrent fort étrange, a ce qu’on dit, qu’on se donnat
„tant de peine pour éteindre eet incendie; une maison
„de plus ou de moins n’étant pas, disent ils, un objet
,bie.n important pour une ville. Le batiment fut entière-
„ment consume.” Dit is eene aardigheid a la De Fonseca,
want niet meer dan voornoemde twee cosakken waren
bij den brand tegenwoordig, die slechts de verstaanbare
woorden Pari Pari uitriepen, waarschijnlijk hiermede
Parijs bedoelende; ook is de Oostvleugel niet geheel
afgebrand, daar de vlam ten Westen werd gedreven
en eenen vuur- of vonkenregen over den Vijverberg
tot aan de Papenstraat veroorzaakte; een Westenwind
had voor den Haag, wegens het kruitmagazijn in den
Koekamp gevaarlijker geweest.
Men meende te dien tijde dat deze brand opzettelijk
was aangestoken doch hiervoor bestond niet het minste
bewijsook waren er eenigen in den beginne die aan
ondermijning door buskruid dachtenwellicht was dit
de oorzaak dat mij aanvankelijk zoo weinig hulp tot
berging van goederen werd verleendslechts met weinige
rustbewaarders en de gemelde kosakken. was ik het
uur bezig, toen de Heer van Olden mij kwam
en dit ook verder verspreidde, dat er geen
ondermijning bestond.
aan den toen als plaats-majoor fungeerende
Eek, hospes van het Heeren logement, des