110
ARIJ VAN DEK SPUW.
Zie Haagsch Jaarboekje voor 1897.
En thans zijn wij genaderd tot
verdienste, tot het verbeteren en
tegenwoordige Haagsche Bosch.
Te ’s-Gravenhage bestond eertijds de „Vereeniging
ter beoefening der Geschiedenis van ’s-Gravenhage”,
onder het bestuur (in 1880; van de heeren F. A. van
Rappard, J. W. van Sijpesteijn, A. G. A. van Rappard,
J. Z. Mazel, G. B. Emants, A. Vrolik. 1). Veegens en
L. Ph. C. van den Bergh. Van deze vereeniging, die
nuendan „niededeelingen” het licht deed zien, was
v. d. S. in 1863, op grond van zijne uitnemende ver
diensten. tot honorair lid benoemd.
Bij de ontbinding dezer vereeniging werden hare
archieven enz. aan het Gemeentebestuur van ’s-Graven
hage aangeboden, dat daarvoor eene bijzondere plaats
„zolder was, brandde geheel af: de muren werden om-
gehaald; de ruïne smeulde nog verscheidene dagen;
er was goede orde bij dezen brandde rustbewarende
„burgers beletten overal den toegang; het eensklaps
„in vlam staan van het geheele gebouw gaf kwade
„vermoedens.”
De ruïne’s werden naderhand opgeruimd, en het huis
afgesloten door een hek. Later werd op het terrein
het paleis van wijlen Prins Frederik der Nederlanden
gebouwd.”
Uit al het bovenstaande blijkt dat v. d. S. een man
was niet alleen doorkneed in theorie, maar ook een
man van de daad, die op een gegeven oogenblik wist
te handelen en door te tasten. Wij zullen daarvan nog
meerdere bewijzen in deze levensschets aantreffen.
d. S’s groote
aanleggen van het