115
ARIJ VAN DER SPUIJ.
Later kreeg- ik twee der drie geleverde plannen ter bezigtiging.
een van den Baron de S. en dat van Winsveen van Wassenaar; het
derde van den ouden, nu reeds lang overleden Zocher. is mij niet onder
de oogen gekomen: doch volgens het berigt van den plantagemeester
Beijersbergen, had dit 30.000 moeten kosten.
scheidene personen had ontvangen, doch geen dezer
hem beviel, waarom hij gedacht had mij dit werk
op te dragen. Hierop antwoordde ik: dat hoewel zeer
vereerd met het vertrouwen Zijner Excellentie, ik echter
zwarigheid maakte om zulk een uitgebreid en voor mij
geheel nieuw en ongewoon werk op mij te nemendat
dit meer het bedrijf eens architects was, doch dat ik
het wel wilde beproeven, wanneer mij daartoe genoeg
zame tijd werd vergund. Toen vroeg mij de Minister,
hoeveel tijd ik er voor stelde, waarop ik antwoordde
dat ik, nieuweling in het vak, dit niet nauwkeurig durfde
bepalen, maar dat ik ten minste (mijne overige werk
zaamheden in aanmerking nemende) vier weken hiervoor
noodig achtte, waarop de Minister antwoordde: „Vier
„weken! dat kan niet, binnen vier dagen vertrek ik
„naar Brussel, en ik heb den Koning beloofd, het plan
„bij mijne komst Z. M. voor te leggen.”
Des namiddags van denzelfden dag (20 Mei) ben ik
met de door mij in 1812 geteekende kaart in de hand,
op het aangewezen terrein aan het werk gegaan, hetwelk
voornamelijk bestond in het op de kaart aanteekenen
der hoornen, welke ik vermeende te moeten sparen.
Deze kaart, die op de groote schaal van 1 tot 1000
was aangelegd, heeft veel toegebragt zoo tot bespoediging
der uitvoering, als tot de nauwkeurige berekening om
trent den te vergraven grond. De vier volgende dagen
heb ik dit werk voortgezet, terwijl de late avonden tot
teekenen en berekenen werden besteed.