116 ARIJ VAN DER SPUIJ. Dit werk viel echter moeijelijker dan men, opper vlakkig beschouwd, zou denken, dewijl naar de vooraf bepaalde som van 6000 zoowel de omtrek of rigting der figuur als de grootte en diepte des vijvers moest geregeld worden, waardoor de rigting van den omtrek dikwjjls veranderd moest worden, om de lengte, breedte en diepte, of met andere woorden, den inhoud of de hoeveelheid der te vergraven en te verkruijen grond naar bovenstaande som te regelen, en deze moeijelijkheid werd nog vergroot door de menigvuldige slooten die het aangewezen terrein doorsneden. Zaterdag voormiddag, 24 Mei, was ik met het rapport en de berekening gereedmaar nu moest het plan nog in het net geteekend worden; hiertoe ontbrak mij de tijd, waarom ik tot het decalkeren (calqueeren) besloot met deze calque kwam ik te 6 ure des avonds bij den Minister S. v. O. die, met een groot gezelschap aan tafel zittende, mij verzocht binnen te komen en. na het plan ingezien te hebben, zeide Z.Exc.„Zoo wil ikhethebben.” Ziedaar mij zeer onverwachts in een architect getrans formeerd. (De door v. d. S. geteekende „calque” is in de portefeuille aanwezig). Veertien dagen later werd mij door den Minister medegedeeld, dat het plan door den Koning was goed gekeurd, en verzocht mij het werk zoo spoedig mogelijk onder de hand te doen aannemen en de directie er over op mij te nemen. Het viel mij zeer moeijelijk tot dit. laatste te besluiten, uit vrees dat er mijne gewone werk zaamheden door lijden zouden, zooals dit aanvankelijk reeds plaats haddoch de herhaalde aandrang van den Minister, gepaard met eenige beloften welke nimmer, echter buiten schuld van Z.Exc., bewaarheid zijn ge worden, deden mij eindelijk er toe besluiten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1898 | | pagina 302