117
AP.IJ VAN DER SPUIJ.
Geholpen door den plantagemeester Beijersbergen in
het opsporen van aannemers, deden er zich vijf aan
melden, welke zich genegen toonden naar het werk in
te schrijven, maar tot mijne niet geringe verlegenheid,
was de som des minsten inschrijvers drie maal hooger
dan mijne berekening.
Het geringe zelfvertrouwen op het voor mij nieuwe
bedrijf, gepaard met de menigvuldige aanmerkingen die
van alle zijden mij toevloeiden, vooral van degenen,
wier vroegere plannen niet aangenomen waren, brachten
mij gedurende vier weken in eene onaangename positie,
hoewel mijne herhaalde berekeningen mij telkens tot
hetzelfde resultaat brachten.
Na ruim eene maand besloot ik met den minsten
inschrijver van der Kroft in onderhandeling te treden,
en stelde hem voor slechts ééne kaveling (een klein
gedeelte van het geheel) voor de door mij bepaalde som
tot beproeving uit te graven, zonder tot het overige
gehouden of verbonden te zijn; dit gelukte, en al het
overige werd successievelijk door hem en Berkhout van
Wassenaar op dezelfde conditie aangenomen.
In Augustus 1819 werd de paarden-vijzel-molen door
B. Winsveen van Wassenaar aangenomen voor de som
van 3020. Deze molen, gebouwd op een der opene
akkers, was nog niet geheel voltooid, toen mij op nieuw,
volgens schrijven van den Directeur der registratie en
domeinen, door den heer Staatsraad, directeur-generaal
der in- en uitgaande rechten en indirecte belastingen,
werd opgedragen het vervaardigen van een plan van
waterwerk in de moerassen, bekend onder den naam
van Geslotene Akkers, gelegen tusschen de vijvers van
het Huis ten Bosch en de reeds gedeeltelijk uitgevoerde
vergraving, waarmede het in verband en één geheel zou