119 ABU VAN DEB SPUIJ. Doch deze werd nutteloos door het bouwen van den scheprad-molen. en de krimp op de helft kon versmallen, waardoor de kracht van één paard kon blijven voldoen. Door deze molen werd het water in een reservoir opgemalen, ten einde het, door het openen van een sluisje, met meer kracht de circulatie te bevorderen. Toen deze molen voltooid was en de Minister Six er de uitwerking van zag, kwam hij op het ongelukkige denkbeeld van een waterval onder de brug ten oosten van den grooten vijver, te plaatsen. (Dus niet tusschen de beide groote vijvers, zooals wij ten onrechte door den heer Knijper vermeld zien. v. cl. H. Z.) Mijne bedenking daartegen dat zoodanige cascade van te geringe beteekenis zou zijn, en nauwelijks één uur met eenig succes zou kunnen werken, mogt niet batende cascade werd daargesteld, waardoor de mij voorgestelde circulatie zeer verzwakt, niet geheel aan mijn oogmerk kon voldoen, en spoedig, zooals ik verwachtte, als on doelmatig beschouwd werd, hetwelk aanleiding gaf dat, nadat de Minister Six was afgetreden, men de molen als nutteloos afbrak, en dit lot is ook de vijzelmolen wedervaren zonder te bedenken dat het boschwater, afgescheiden van den buitenboezem, door geheelen stilstand moest vervuilen en tot moeras terugkeeren hiervan ondervond men al rasch de uitwerking, zoodat de heer van Beteren Gevers, later als agent van het domein aangesteld zijnde, mij vroeg: „Of er eenige zwarigheid bestond om het boschwater met den buiten boezem te vereenigenIk antwoordde: „geene, dan dat eenige paden bij hoogen waterstand, wel niet onder water zouden staan, doch dras en ongeschikt voor be wandeling zouden zijn”sedert dien tijd heeft men

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1898 | | pagina 305