123 ABIJ VAN DEH SPUIJ. Tot zoover wat door van der Spuij over het Haagsche Bosch is geschreven, en wat daarin door hem alzoo is tot stand gebracht. Men moet den man bewonderen Niet alleen toch dat hij voor dien arbeid geheelenal onvoorbereid was, doch er blijkt tevens uit met hoe groote ijzeren wilskracht hij begaafd was, en tevens Aan deze aanteekeningen zijn nog toegevoegd een aantal bescheiden en bijlagen, alskopieën van brieven over het Boscheen rapport over de uitgraving in de beukenlaantjes in Juli 1818 aan den Minister van Financiën; conditiën der eerste aanbestedingen van de vergravingen, de molens en daartoe behoorende ge bouwen rapporten en memories aan den Heer Directeur der registratie en domeinen in de prov. Zuid-Holland, wegens eene uitgraving in de geslotene akkers van het Haagsche boschconditiën voor de aanbesteding van den tweeden gegraven vijver, van een watermolen in het Z.O. gedeelte van het Bosch; verschillende corres- pondentiën met den Minister Sixproject van een water molen in den Koekamp (met teekening), correspondentie over verbetering van het Haagsche Bosch, met eene commissie uit den raad van 's Gravenhage, met den burgemeester aan het hoofdv. d. Spuij’s uitgebreid en grondig verslag ter beantwoording (1861); teekening van de Zwitsersche brug in 1819 gelegd; correspon dentie met den Referendaris bij het Ministerie van Financiën, belast met de afdeeling domeinen Vrancken, over het weggraven van een eilandje (1856); vier keurige teekeningen voorstellende projecten eener ver nieuwde Zwitsersche brug in 1856 het croquis van v. d. Spuij der te graven vijvers in 1819 door den Minister Six aan Z. M. Koning Willem 1 aangeboden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1898 | | pagina 309