145
IETS OMTRENT DEN HAAG, ENZ.
10
die in 1345 zijn jeugdig, door eerzucht overprikkeld
leven in de smadelijke nederlaag bij Stavoren liet.
Geen van die beide vorsten hield voortdurend ver
blijf in Hollanduit den aard der zaak moest een groot
deel van het jaar in Henegouwen worden doorgebracht,
doch veelvuldig verplaatsten zij zich van het eene gewest
naar het anderelater zelfs met zekere regelmatigheid,
want in den tijd van Willem IV bevindt men dat de
hofhouding veelal tegen Kerstmis herwaarts kwam om
tot na Paschen te blijven, hetgeen wel niet geschied
zal zijn uit voorliefde voor het klimaat van Holland
gedurende de wintermaanden, maar wel omdat het hier
gemakkelijker viel dan in Zuid-Nederland zich van visch
te voorzien gedurende de Vasten, en zoo het Hof her
waarts placht te komen reeds lang voor dat de eigenlijke
vastentijd aanbrak, zal dat wel geweest zijn om de
bezwaarlijke en langsame reis achter den rug te hebben
alvorens het gure seizoen den tocht nog moeielijker
maakte.
Het eerste spoor van het verblijf der grafelijke hof
houding in den Haag vindt men in de rekening van
Enghebrecht van Voorschoten, den rentmeester van
Noord-Holland over het jaar 1317, waar vernield wordt
dat in het voorgaand jaar des Woensdaghes na Sinte
Margrieten daghe dus op het einde van Juli 1316
mijn vrouwe te Henegouwen voer. Op Paschen van het
volgend jaar was de Gravin in den Haag terug en bleef
aldaar tot den eersten Dinsdag in Mei, toen zij zich
naar Zeeland begaf en vandaar weder naar Henegouwen
toog, maar ondertusschen bleven onse joncvrouwen ende
een deel van den ghesinde in den Haghe wel tote 27
personen, welk verblijf tot na het einde van dat jaar
schijnt te hebben geduurd.