156 IETS OMTRENT DEN HAAG, ENZ. Volgen wij thans den Graaf te Syryenwaert. Den 8n Augustus 1343 vertrok hij uit Henegouwen, zijn weg nemend door het Namensche, Luxemburg, Lotha ringen eh den Elzas naar Bazel, en verder dwars door Zwitserland over den St. Gotthard naar Lombardije. Men zoude wenschen iets te vernemen omtrent de in drukken door de Zwitsersche natuur op den Graaf en zijn gevolg teweeggebracht, doch in de mededeeling daarvan is ’s Graven klerk Johannes van Nederhem, in zijne thesauriersrekening, uiterst spaarzaam. Alleen teekent deze aan dat te Lucern de paarden werden ingescheept, om over een water, 4 milen verre, tot Flole toe te worden overgevoerd. Over den St. Gode- ■vairtsberch kwam men voorts te Bellichone en daarna over Leughayn en domme naar Milaanvan daar verder over Cremona en Mantua te scepe naar Venetië. In die stad werd eindelijk halt gemaakt, maar toch niet voor langer dan een viertal dagen, van 26 tot 31 Au gustus toen besteeg de Graaf de galei die hem naar de Levant voeren zou. De zeereis ging evenwel niet zoo gezwind als het eerste gedeelte van de 'reis te paard was afgelegdniet zelden had men met quaet weder en met de fortune der zee te kampen, en meer dan eens moest een veilige haven, den borghers van Venegen toebehoorend, worden opgezocht: eindelijk den 25n Sep tember bereikte men Candia ende leghet in den eilanden van Creta, en den 28n werd op Rhodus geland. Gelijk gezegd, was ’s Graven tocht veeleer een gevolg van staatkundige of diplomatieke berekening dan vol doening aan eene godsdienstige behoefte. In die om standigheden kan het dan ook geene verwondering baren dat, al waren ook eenige geestelijke personen van de partij, als heer Pieter de Paepe, Heynric de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1898 | | pagina 342