163
IETS OMTRENT DEN HAAG, ENZ.
Inden en voor die vertooning 4 ester ontving en zoo
werd de tijd gekort op de barre winterreis, waarvan liet
onbehagelijke zich dubbel moet hebben doen gevoelen,
nadat men nog zoo kort te voren in Zuiden en Oosten
van den gloed der zon had mogen genieten. Te Thorn,
waar de Graaf op een der eerste dagen van Januari
was aangekomen, nadat hij daags te voren in den dage-
raet de Weichsel was o vergetrokken, werd ook het
Drie-koningen-feest vrolijk gevierd met al de ridderen
ende cnapen van Oesterrijc, maar al spoedig daarna trok
de Graaf met een klein gevolg naar Marienburg, waar de
hovemeexter of hoechmeester- grootmeester- der Duitsche
Orde gevestigd was, om sinen wille van der reijsen te
weten, nl. om met dezen de onderneming tegen de
Pruchen voor te bereiden. Werkelijk werd die tocht
ondernomen. Den 4" Februari toog de Graaf uit
Koningsbergen waar middelerwijl zijn gevolg zich
bij hem gevoegd had te Wïllauwaert naar Wehlau
tegen den coninc van Latuwen, die men zeide dat
gheloghyrt lach in den lande van Prusen, maar te ver
geefs: het veld was reeds door die heiden geroemt.
Evenwel, niet zoo dadelijk ontmoedigd, vernieuwde de
Graaf zjjne poging; den 19n Februari -Sporkele
trok hij opnieuw tot Latnwewaert en het duurde tot
den 4n Maart eer hij bij de zijnen terug was. Waar
schijnlijk was het echter ditmaal evenmin als vroeger
tot een treffen gekomen en waren er geene lauweren
geplukt. Niet alleen vindt men geen spoor van eenigen
wapenroem door Willem IV te dezer gelegenheid be
haald, maar het was blijkbaar niet als gelukkig over
winnaar dat hij, weinige dagen na zijn terugkeer te
Koningsbergen, in alle stilte vroech in die dagherade
en met herde luttel ghesindes een heel klein gevolg