172
IETS OMTRENT DEN HAAG. ENZ.
voegde, waarna allen te zamen den 1711 September
voor enkele dagen weder hier verschenen. Doch, toen
hij eenmaal zijne krachten teruggevonden had, hernam
de Graaf onmiddelijk het gejaagde leven van vroeger.
Nog voor het einde van September ijlde hij uit den
Haag naar Henegouwen, toen naar een steekspel te
Metz in Lorayng-, dadelijk daarna toog hij in pelgri-
maedgen naar Onze Lieve Vrouwe van Halle, toen naar
Valenciennes om absólucien te hébben van den biscop van
Dornike, naar de abdij van Fontenelle, waar zijne
moeder zich na den dood van haren gemaal had terug
getrokken, vervolgens naar Zeeland, waar hij ongeveer
eene maand doorbracht, en toen van daar in eenen scepe
welk eene kwelling voor een man van zoodanige ge
aardheid stroomopwaarts van Ziericzee tot Zout
Boemel toe en verder naar Tiel, tot enen parlement dat
hi hadde metten hertoghinne van Ghelre om te maken
thuwélijc tusschen minen joncheer van Ghelre ende mijnre
joncfrouwen van Heneghouwen. En nauwelijks had de
verloving plaats gehad of de Graaf vertrok naar Dor
drecht, waar zijn gemalin zich bij hem voegde en te
zamen met hare beider ghesinde verschenen zij op
St. Nicolaasdag andermaal in den Haag Evenwel niet
met de bedoeling daar gezamenlijk den winter kalm door
te brengen. Reeds na weinige dagen trok het geheele
Hof over Rijnsburg naar Haarlem, waar men scheidde
de Gravin keerde terug naar den Haag, terwijl de Graaf
porrede op zijne leste reijse naer Pruchen.
Blijkbaar is dit het geval waarvan hierboven sprake was, en waartoe
betrekking heeft het No. 1123 van bet Bullarium Trajectense; teyravis
et publica poenitcntia den Graaf opgelegd, heeft alzvo te Halle plaats
gehad en de door Vinchant vermeldeyrande libdralitévan Willem IV, ten
opzichte van den bouw eener kerk aldaar, zal vermoedelijk wel met die
boetedoening samenhangen.