173 IETS OMTRENT DEN HAAG, ENZ. verre Het blijkt dat Willem IV toen reeds de onderneming tegen de Friezen in den zin had, die het jaar daarna zoo noodlottig zou afloopen. Dat die tocht reeds lang, zij het dan niet met het noodige overleg, werd voorbe reid, kan uit verschillende omstandigheden worden opge- maaktzoo had de Graaf reeds in het voorjaar te Dordrecht een vaartuig doen bouwen, dat wel bestemd zal geweest zijn om de Zuiderzee over te steken, daar het over Haarlem naar Amsterdam werd gevoerd, waar het in de haven an 2 boemen ghevest werd en rijden bleef in de hoede van een schildknaap, in afwachting van den tijd waarop er gebruik van zou worden gemaakt. De vraag rijst ook of het eigenlijke doel waarmede het groote feest in den Haag aangericht was, niet strekte om den Hollandschen adel meer dan te voren, tot een bepaald oogmerk om den Landsheer te verzamelen. Opmerkelijk is het althans dat ditmaal in de omgeving van den Graaf veel meer Hollandsche ridders worden genoemd, dan op den vorigen tocht, b.v. de heer van Egmond, heer Diric van Brederode, heer Gijsbrecht van Abcoude, de heer van der Lecke, alsmede verscheidene Gelderschen. Om welke reden de reijse van Vrieslant, die mijn heer doen upgheset had de, ivederboden werd, en in de plaats daarvan tegen den winter een tocht naar de ijzige vlakten .van Öost-Pruisen aanvaard werd, kan zelfs niet gegist worden ook niet of misschien in ’s Graven gedachte zeker verband tusschen die twee ondernemingen bestond en, of de vrije Friezen, die met het grafelijke gezag spotten, door hem niet ongeveer op dezelfde lijn werden gesteld als de heidensche stammen in het verre „Oostland”, die niet verkozen zich aan de heerschappij en de bekeeringsmethode der Duitsche Ridders te onderwerpen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1898 | | pagina 359