194
de nijverheid
van den heer
dit artikel
HET HUISGEZIN VAN DEN RAADSHEER.
te wijden aan den handel, de zeevaart en
van Zeeland en van Holland.
Er moet dan volgens den geslachtsboom (Wdb. van
Hoogstraten, B. 343), waarvan de tijdrekening niet al
te veel vertrouwen inboezemt, een Boudaen bij Sint-
Quentin gesneuveld zijn, die den riddertitel bezat, en
de stamvader was der verschillende Boudaens in ons
land. Zijn oudste zoon was het hoofd van den tak
Boudaen Courten, die goed vertegenwoordigd is in den
handel, de regeering en de kerk. De raadsheer, hier
boven genoemd, was een achterkleinzoon van den ridder
hij had een ouderen broeder, die vijf dochters naliet,
wier huwelijken haar gedeeltelijk bekend maken. Voor
een achterkleinzoon van den ridder is de raadsheer wel
wat heel dicht bij hem geplaatst wij. zullen dit op
merken, als wij zien in welk jaar hij in den Raad van
Brabant werd benoemdmaar omdat wij in hoofdzaak
meer te maken hebben met zijne kinderen dan met zijne
voorouders, kunnen wij dit punt wel laten rusten.
Van mr. Balthazar Boudaen kennen wij een genoeg
zaam aantal levensbijzonderheden om hem te volgen in
zijne vrij onbewogen loopbaan. Hij werd den 26 April
1609 te ’s-Gravenhage in ondertrouw aangeteekend, in
de volgende bewoordingen
Balthazar de Boudaen, van Antwerpen, licenciaet in
de rechten, wonende in den Hage; met Suzanna van
Etten, j. d., wonende te Antwerpen.
Deze inschrijvingen, die, evenals de meeste der hier
volgende gegevens, te danken zijn aan de aanteekenin-
gen, door de kennis en hulpvaardigheid
M. Gr. Wildeman bij de samenstelling van
welwillend verstrekt, geeft aanleiding tot twee opmer
kingen. De naam van den bruidegom blijkt destijds