196 HET HUISGEZIN VAN DEN RAADSHEER. hebben gewoond, zouden de Haagsche doopboeken ons moeten bekend maken met de geboorte hunner kinderen die vier in getal waren, drie dochters en éen zoon. Zij heetten Suzanna, Constantia, Balthazar en Maria. Hoewel de kerkelijke twisten nadeelig zijn geweest voor de goede bewaring der doopboeken, is het eenigs- zins vreemd, dat van dit viertal kinderen slechts éen doop gevonden wordt. Dit gegeven is ontleend aan het register der Waalsche kerk (op het Binnenhof): 20 November 1625, Constantia Boudaen, fille du conseiller Boudaen. De zoon was voor de rechtsgeleerdheid bestemd en ging te Leiden studeeren, waar hij werd ingeschreven den 31 Maart 16-13, weinig maanden derhalve na den dood van zijn vader. De jonkman was toen 20 jaar, dus op jeugdigen leeftijd, en zonder den gunstigen in vloed van het vaderlijk gezag aan zichzelf overgelaten in eene omgeving, waarvan onze eeuw geen denkbeeld heeft, hoe bandeloos en ruw het studentenleven aan de landsuniversiteit toen was. Of hij zich erger misdragen heeft dan de rest der jongelieden van meer of minder voorname afkomst, weten wij niet. Hij is ongehuwd en jong overleden, zonder den academischen graad te hebben verworven. Zijn vroege dood was de eerste ramp, die de familie trof, en wij blijven in het onzekere omtrent de oorzaak hiervan. Gevoeglijk spreken wij nu reeds over de jongste dochter van wie slechts éen feit te vermelden isdan behoeven wij het verhaal, de beide oudere zusters betreffende, niet af te breken om iets te zeggen van de jongste. Onze weinige kennis van haar ontleenen wij aan de briefwisseling van Constantijn Huygens met zijn broeder Christiaan, waarin veel bijzonderheden voorkomen uit

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1898 | | pagina 383