215
MAATSCHAPPIJ VAN SCHOONE KUNSTEN.
De Vennootschap werd aangegaan tusschen Jhr. J. J.
van Rijckevorsel, adjunct houtvester in het district van
Zuid-Holland, enz. enz. ter eenre en Z. K. H. Willem
Frederik George Lodewijk, Prins van Oranje enz. enz.,
J. W. Baron Huysen van Kattendijke, Hofmaarschalk
des Konings, Theodoor Baron de Smeth van Deurne,
Kamerheer des Konings, Mr. F. H. C. Drieling, grond
eigenaar, A. P. P. C. R. de Ceva. Kol. adjudant van
Z. K. H. Prins Frederik en J. J. Eeckhout, lid van
het Koninklijk Instituut, ter andere zijde. Het doel der
Vennootschap was de oprichting bij actiën van eene
sociëteit en commandite ter bevordering van schoone
kunsten en van wetenschappen. Bij gemelde akte werd
o. a. het volgende bepaald
De Maatschappij draagt den naam van Maatschappij
van Schoone Kunsten, onder bescherming van Z. K. H.
den Prins van Oranje (later Koning Willem II). Zij
heeft haar zetel te ’s-Gravenhage onder de firma J. J.
van Rijckevorsel en Co. De werkzaamheden der Maat
schappij omvattenhetteekenen, schilderen, steendrukken,
graveeren op allerlei wijzen, plaatdrukken, boekhandel,
koop en verkoop, commissie- en ruilhandel in alle
vakken, die de kunsten en wetenschappen betreffen of'
daarmede in verband staan.
De duur is 10 jaren. Het kapitaal bedraagt 250000,
verdeeld in aandeelen, ieder van 500.
De bestuurder geniet boven en behalve zijn aandeel
in de dividenden, niet minder dan ƒ3000 ’sjaars, welk
tractement tot 4000 ’s jaars zal opklimmen, zoodra
de balans een dividend van 20 oplevert, en zal tot
5000 gebracht worden, zoodra de balans eene winst-
uitkeering van 40 °/b toelaat. Gedelegeerde commissarissen
genieten ƒ1200 ’sjaars, onafhankelijk van hun aandeel