217
MAATSCHAPPIJ VAN SCHOONE KUNSTEN.
bij besluit van Z. AI. den Koning dd. 19 December 1839 voorgedragen
aan de Maatschappij van Schoone Kunsten.
(Z. AI. had de eigendom verkregen bij afstand namens het Rijk,
blijkens onderhandsche acte van 31 Januari 1837.)
Éindelijk vindt men dat bij acte van 24 April 1843 gepasseerd voor
den notaris J. G. van der Haak, het perceel door C. G. Withuys als
liquidatenr der Nederlandsche Maatschappij van Schoone Kunsten werd
overgedragen aan Z. M. Willem Frederik George Lodewijk, Koning
der Neder anden (Willem II).
Volgens Da Fonseca strekte het onderwerpelijk perceel in deze eeuw
het eerst tot verblijf aan de Ambassadeurs van Frankrijk en Hanover.
Dat er ook de Muzykschool was gevestigd is overbekend. Andriessen
vermeldt in zijn ..Morgenwandelingen”, dat zij er in 1827 werd geopend.
Een der eerste uitgaven was (1840) de Kunstkronyk.
Zij werd toegewijd aan de schoone kunsten en bestond
dadelijk uit 12 vel druks in 4" met uitslaanden tekst
en 24 lithographien of gravures op Chineesch papier.
Eene Verloting van kunstwerken werd er aan verbonden.
De uitgaaf ging buiten den gewonen boekhandel om,
maar werd verspreid door agenten in elke stadeen
maatregel die in het begin de boekverkoopers, en in hun
naani de Vereeniging tot bevordering van den boek
handel, tegen de Maatschappij van Schoone Kunsten
zeer in het harnas joeg en niet weinig geschrijf en
gewrijf uitlokte.
Een krachtig protest van den boekhandel had voor-
loopig reeds het gewenschte gevolg, niettegenstaande
de Haagsche boekverkooper J. W. ten Hagen zich
openlijk verzette tegen de zijns inziens „wat al te krasse
aanmatiging” van den boekhandel, bij orgaan van
de Nederlandsche Vereeniging tot bevordering van
den Boekhandel.
Ondanks veel tegenwerking, verkreeg de Kunst-
kronijk, vooral ook om hare loterij, reeds spoedig
een getal van 1200 inteekenaars, welhaast nog aan
zienlijk vermeerderd toen de directie besloot om ook