248
CONSTANTYN HUYGENS ALS GEZANTSCHAPS-SECEETARIS.
desen loosen
die dede oock dapper syn debvoir om
handel om te stooten, maer wat wast, daer collusien
onder loopen, kannien qualyck te rechte raken.”
De uitdrukking „een Huyghens” is zeker opmerkelijk,
omdat daaruit kan worden opgemaakt dat, niettegen
staande de jonge dichter toen reeds in levendig verkeer
stond met Hooft en den Muiderkring, hij toch nog een
onbekende was bij het groote publiek en zelfs bij degenen,
van wie de Amsterdamsche geneesheer stof placht te
verkrijgen voor zijne maandelijksche „Annales”.
J. H. H. S.