11
overzicht van de verdere lotgevallen der Vereeniging te laten
volgen tot op het tijdstip der verschijning van het Jaarboekje.
In aansluiting met bovenstaand verslag strekke derhalve
hetgeen hier volgt.
In de eerste plaats moet ik in herinnering brengen het verlies
dat de Vereeniging heeft geleden door het overlijden van onzen
geachten Eere-Voorzitter Jhr. Mr. B. Th. de Beaufort, die den
16en April j.l. op den huize Mariendaal te Oosterbeek bij
Arnhem overleed.
Dit sterfgeval, hetwelk eene algemeene deelneming verwekte,
wordt vooral in onzen kring gevoeld daar de heer De Beaufort
getoond had veel sympathie voor het streven van Die Haghe”
te koesteren.
Zijn nagedachtenis zal voorzeker nog lang bij de leden in
herinnering blijven.
In de vergadering van den len April werd den beiden nieuw-
benoemden Eereléden door den Voorzitter welkom geheeten.
Door den Secretaris en den Bibliothecaris werd verslag uitgebracht
en de rekening en verantwoording van den Penningmeester, met
een batig saldo van f 199.64 sluitende, werd goedgekeurd.
Na afloop van de huishoudelijke werkzaamheden hield het
werkend lid de heer W. Meyer een voordracht over Spinoza en
zijn tijd.
Van diens leven en werken werd een kort overzicht gegeven
en de spreker deed voornamelijk het licht vallen op de geestes
richting van Spinoza’s tijd.
Deze belangwekkende voordracht over onzen grooten wijsgeer,
bevatte niet, zooals in de Residentiebode werd medegedeeld, een
doorloopende lofrede „op dezen pantheistischen vrijdenker, waar
toe zooals de Verslaggever zeide wij het zwijgen maar
zullen doen”; zij was integendeel een zeer objectieve beschouwing
over 's mans leven en denken, welke door alle leden ten zeerste
werd toegejuichd.
Hoewel het Bestuur den heer Mr. J. E. van Someren Brand,
directeur van het Gemeente-museum te Amsterdam, had uit-
genoodigd in April 1.1. in eene vergadering met Dames een
spreekbeurt te vervullen, werd evenwel om verschillende redenen
in overleg met den heer Brand besloten, die vergadering tot
het najaar te verdagen.
Hetgeen de leden evenwel in dit opzicht moesten missen,
werd hen op eene andere wijze weder vergoed, want door wel
willende beschikking van den heer Intendant der Domeinen van