13 I)e Secretaris. van de Tentoonstelling tegen te verzenden tot het bezoeken halve entreeprijs. Hiervan werd eveneens een zeer ruim gebruik gemaakt. Mocht ik in Maart een klaagtoon er over doen hooren dat de Minister van Binnenlandsehe Zaken niet wenschte mede te werken tot het welslagen van de Stevin-Tentoonstelling, thans kan ik met genoegen het tegendeel getuigen, daar Z. E. op zijn weigering is teruggekomen en nu op ons hernieuwd verzoek een schrijven heeft doen richten aan alle wetenschappelijke instellingen, welke onder de Afdeeling Schoone Kunsten en Weten schappen ressorteeren om opgaaf van wat over Stevin in ons land te vinden is. De Commissie voor de Tentoonstelling heeft nu, met het oog op den geringen tijd van voorbereiding, besloten, de tentoonstelling en de daarmede gepaard gaande hulde aan Stevin tot het najaar te verdagen. Een ander verzoek aan den Minister van Binnenlandsehe Zaken om bij den Koninklijken intocht eene eerepoort met daarbij behoorende tribunes aan den ingang van het Bosch te mogen plaatsen bleek op onoverkomelijke bezwaren te stuiten, zoodat daarop afwijzend werd beschikt. Een laatste poging werd nu nog aangewend om de leden bij den intocht van Koningin Wilhelmina een mooi plaatsje te bezorgen om en bloc Hare Majesteit hulde te kunnen brengen. Aan den Burgemeester werd een request gepresenteerd, met verzoek om in het Lange Voorhout of op een andere plaats, waarlangs de stoet zich zal bewegen, een strook grond van den publieken weg voor de leden van „Die Haghe'’ te reserveeren, evenals aan het Hoofdcomité voor de Inhuldigingsfeesten is toegestaan, terwijl dan tevens voor een passende versiering zou worden gezorgd. Hierop is nog geen antwoord ontvangen. Hoewel de Vereeniging enkele leden door sterfgeval of vertrek uit de stad heeft verloren, is het aantal buitengewone leden sinds 1 April wederom aanzienlijk toegenomen, zoodat het leden tal tot op dit oogenblik tot 455 is geklommen. Moge dit aantal steeds vermeerderen opdat wij ’s winters als onze aandacht door excursies of feestavonden niet meer wordt afgeleid, aan den arbeid kunnen gaan, om de uitgave van een belangrijk werk voor de geschiedenis van den Haag voor te bereiden: eene uitgave die alleen dan mogelijk is, wanneer onze Penningmeester over een ruim budget zal kunnen beschikken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 103