OPDRACHT. P. Zwart. Zij zweeg; want waarheid, kostbre waaffieid sprak die lof: Vorstinne, Uw eigen glans straalt fonkelschatten dof: Uw zetel heeft geen goud, Uw kroon geen paarlen noodig Neem d' erfschat, dien ’t gebied der uitgebluschte dagen U toezendt gunstig aan. Der voorgeslachten woon Ontsloot zich voor -Die Haghe”, en 9e eer werd haar gebóon, U met der Vaadren groet hun feestgave op te dragen. Toch hoorde ze een verwijt: Wat zoekt ge in onzen nacht? Zie, ’t edelst kroonjuweel blaakt reeds in volle pracht Voor ’t oog der zon, en maakt uw komst hier overbodig. Het Vorstlijk ’s Gravenhage, Uw zetel en Uw kroon, Blijft, dierbare Erfvorstin, steeds goud en paarlen vragen; Wil door staag reiner glans üw reinen blik behagen, Uw schoonheid waardig zijn door altoos groeiend schoon.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 127