11
ONZE KONINGIN.
gebruik van de gelegenheid om Haar hulde te bieden.
Na in de maand Mei van het jaar 1892 in het Schwarz-
wald te hebben vertoefd, werd te Berlijn een tegen
bezoek gebracht aan den Keizer en de Keizerin van
Duitschland. Onze Koninginnen genoten een hartelijke
ontvangst. Zij logeerden in het Nieuwe Paleis, op de
grens van Potsdam en het Wildpark gelegen, en hoe
men inden vreemde oordeelde over onze jonge Koningin,
moge blijken uit de volgende woorden, aan de .Post”
ontleend
.Levendige belangstelling betoonden alle toeschouwers
in het „Majestatchen”, zooals het publiek het Koninklijke
kind noemde. Zij werden aangenaam getroffen dooi
den ernst en het waardigheidsgevoel, welke uit het
jeugdig gelaat sprakenzonder afbreuk te doen aan de
kinderlijke, goede natuur, welke telkens boven
kwam.”
Aan de hoofdstad van het Sticht viel den 10den Juni
van het jaar 1892 de eer van het Koninklijk bezoek
ten deel. Koningin Wilhelmina legde een gedenksteen
in den voorgevel van het toen in aanbouw zijnde
Universiteitsgebouw, door Gemeentebestuur, Provinciale
Staten en burgerij geschonken ter herdenking aan het
50ste lustrum der Utrechtsche Hoogeschool; zooals
Beets in de cantate, welke op het Munsterkerkhof werd
uitgevoerd, terecht opmerkte: „Zij had dat werk al
meer gedaan
Die gedenksteen in het nieuwe gebouw der Hooge
school zal zoowel tijdgenoot als nageslacht in het ge
heugen roepen, hoe onze Koningin in die dagen
met geestdriftige aanhankelijkheid werd ontvangen
door Utrechts burgerijevenzeer als het cement, dat
dien steen een duurzame plaats verzekert, een zinne-