23 ONZE KONINGIN. onthaal. Haar bereid in Zwolle en Kampen, in Assen, Meppel en Enschede, was niet minder indrukwekkend dan elders het geval is geweest. Niet alleen inrichtingen van militair onderwijs en legerplaats hadden de hooge eer van het Koninklijk bezoek genoten, met genoeg doening mocht worden geconstateerd, dat ook de werkman niet vergeten werd en Koningin Wilhelmina omgekeerd treffende bewijzen van hartelijkheid mocht ontvangen van den werkenden stand. Voorzeker mocht dit nergens meer overtuigend blijken dan in Twente, inzonderheid te Enschede: in dichte rijen stonden de werklieden geschaard in hun feest gewaad. met vrouw en kind, om hun lieve Koningin zoo luide toe te juichen als maar ergens vernomen werd. En zooals de Burgemeester verklaarde: „Niet met klachten, niet met beden zal Twente, zal Enschede U, Koninginnen, naderenneen, met vreugde hebben we uwe komst begroet, zegenwenschen zullen uw deel zijn, zegenwenschen van een deel van dat Nederlandsche volk, dat, hoe kalm ook van aard, met hart en ziel gehecht is aan het Huis van Oranje”. Van waarde was dan ook het bezoek aan de spinnerij van de heeren Gebr. van Heek en aan de groote weverij der firma van Heek Co., waar in de ruime weefzaal niet minder dan 450 weefgetouwen stonden; de werklieden zongen van harte de volksliederen en het „Lang leven de Koninginnen” overstemde het eigenaardig geraas der werktuigen. De hoofdplaats van het Sticht had nogmaals de eer, de Koningin te mogen ontvangen, toen Zij de Ridder- hofspelen kwam bijwonen. Achtereenvolgens kwamen nog de steden Gouda, Zutfen, Arnhem en Dordrecht aan de beurt en zoo was aan het Nederlandsche volk in de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 150