28
HET WILHELMUSLIED.
Lijdt V mijn Ondersaten,
Die oprecht zijn van aert,
Godt zal V niet verlaten,
Al zijt ghij nv beswaert,
en beveelt zich in hun gebed tot God. Daarop herinnert
hij hen, wat Hij en zijne Broeders gedaan en geleden
hebbenzij hadden hun goed en bloed niet gespaard
om Nederland van de Spaansche kluisters te bevrijden.
Adolf van Nassau was bij het klooster Heiligerlee in
Vriesland gesneuveld; en Hij. schoon
„Edel en Hooch gheboren
Van Keyserlicken Stam:
Een Vorst des Bijcks vercoren,
had zijn Edel bloei als een onversaecht Helt, zonder
vreesen. gewaagd. Na deze herinnering wendt hij zich
met eerbied tot den Allerhoogste, en zegt, met de
woorden van David in de gedachten:
„Mijn Schilt ende betrouwen
Sijt ghij, o Godt mijn Heer,
Op V zoo wil ick bouwen,
Verlaet mij nimmermeer;
bidt dat hij steeds vroom (dapper) moge blijven, over
zijne vijanden zegevieren, en dat God hem beware voor
zijne vervolgers, opdat zij hem niet mogen verrasschen,
„In haren boosen moet,
Haer handen niet en wasschen
In zijn onschuldich bloet.
„Na dit gebed voelt hij zijn vertrouwen op den
Almagtige versterkt, en ziende op het voorbeeld van
David roept hij uitgelijk David voor Saul, zoo heb
ik met menig Edelman voor mijne vijanden moeten
vlugten; maar gelijk de Allerhoogste David heeft
verheven