30 HET WILHELMUSLIED. i) G. D. J. Schotel, Gedachten over het oude volkslied Wil helmus van Nassouwen, enz. Leijden, 1834; Ie hoofdst. bl. 15. „Maer de Heer van hier boven, Die alle dinck regeert. Die men altijt moet loven, En heeftet niet begheert. „Na deze voorstelling betuigt Oranje: dat zijn hert, met hoeveel tegenspoeden hij ook te worstelen heeft gehad, standvastich is geblevendat hij uit grond van hetzelve tot den Allerhoogste gebeden, en het verdedigen zijner zaak en het bekend maken zijner onschuld aan Hem heeft aanbevolen: belijdt voor den Almagtige, dat hij nooit den Koning van Spanje heeft veracht; maar God, die hem tot het verdedigen eener regtvaar- dige zaak geroepen had, heeft moeten gehoorzamen, en neemt, wijl hij nu deze landen verlaten moet en gedwongen is naar Frankrijk en Duitschland te wijken, met deze hartelijke en troostrijke woorden van zijne verdrukte onderzaten een roerend en feeder afscheid „Oorlof mijn arme Schapen, Die zijt in grooten noot, V Herder zal niet slapen Al zijt ghij nu verstroyt Tot Godt wilt V begheven, Sijn heijlsaem Woort neemt aen, Als vrome Christen leven, Tsal hier haest zijn ghedaen.” De Herder sliep werkelijk niet. Op 29 Juni 1572. vinden we den Prins gereed om, vergezeld van een nieuw verworven legermacht, ten tweeden male naar de Nederlanden af te reizen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 158