39
PBINS WILLEM I.
niets opvallend, dat bij den doop alle oudkerkelijke
gebruiken werden in acht genomen. De oudste Lutliersche
kerkverordeningen lieten deze formaliteiten toe, terwijl
Graaf Willem gaarne aan de traditiën getrouw bleef.
Precies ten acht ure nam de plechtigheid een aan
vang met den mis, die met twee „munstranten und
Priestern'” gezongen werd. Daartusschen werd naar
oud gebruik een preek gehouden.
De doopstoet werd geopend door de aanwezige
edellieden. Zes edelknapen droegen paarsgewijs ieder
twee doopkaarsen. 2) Hierop volgde de doopeling
gedragen door ridder Johann Hilchen von Lorch, 3)
achter wien twee vrouwen, oppasseressen van het kind,
dan eenige gewone edellieden en hofdienaren, en einde
lijk de grafelijke familie met de kinderen. 4)
P Dezelfde formaliteiten werden in acht genomen bij den
doop van den volgenden zoon [Johan, 17 Dee. 1534], die 35 dagen
na de geboorte geschiedde.
2) Een overblijfsel van de zevenarmige lichten van den
Israelitischen Tempel.
In het eerste voorschrift van Luthei' op den doop betrekking
hebbende, (1523) heeft hij eenvoudig het katholieke rituaal
gevolgd. In vele streken werden eerst 40 jaren later al deze
ceremoniën nagelaten.
Deze behoorde tot een aanzienlijk adellijk geslacht uit de
midden-rijnprovincien. Professor Ottoie Wiesbaden heeft indertijd
in de Reinische Kurier interessante mededeelingen betreffende
hem en zijn geslacht gedaan. In 1532 eerst, trad hij in dienst
van den Graaf van Nassau als „Hauptmann” op een jaarwedde
van 100 florijnen. Aangaande de leengoederen aan de familie
Hilchen toebehoorende, kan nog met vrucht worden geraad
pleegd de Annalen des Vereins fiir Nassauischen Altertumslcunde
XX, 6483. Zie ook dr. Jacobs, Juliana von Stolberg, pag. 351, 352.
4) Hiermede worden bedoeld de kinderen uit Juliana v S.
Ie huw. Katharina geb. 26 Maart 1525, Philipp geb. 30 November
1526, Reinhard geb. 8 April 1528, Juliana geb. 30 Maart 1529,
benevens Juliana’s stiefdochter Magdalena, die 11 jaar telde.