45
PRINS WILLEM I.
i der naaste
aan wien hij
Vgl. dr. Nuyens, Geschiedenis van den oorsprong en het
begin der Nederlandsche beroerten. I. 1. bl. 63. De geleerde
schrijver heeft het ongeluk zich zelven als onpartijdig (?!i
voor te stellen. Behalve dat, maakt hij de verfoeilijke fout
om Prins Willems vader Hendrik te noemen. Zie t. a. p. bl. 60.
testament i.d. 30 Juni 1544 kort voor den dood van
den verdienstelijken krijgsman in het legerkamp vóór
Richemont gemaakt, zou voor voorstanders van de leer
der praedestinatie een dankbaar te behandelen stof zijn.
De inmenging van Keizer Karei in deze uiterste
wilsbeschikking, die veelal ontkend wordt, komt ons
in geenendeele vreemd voor.
Wanneer we bedenken welke onschatbare diensten
door den vader van Renatus, Graaf Hendrik III van
Nassau aan den Keizer zijn bewezen, door wien hij
dikwijls teruggehouden werd van het uitvaardigen van
ondoordachte besluiten, wanneer wij daarbij vooral hier
in herinnering brengen het beleid waarmede Hendrik
in Spanje een formeele opstand, niet door geweld, doch
door zijn diplomatiek talent wist te onderdrukken, de
godsdienstkwestie in Duitschland voor beide partijen,
in beginsel bevredigend wist op te lossen, dan kan men
zich gemakkelijk de inmenging van den Keizer ver
klaren, die vóór alles, met de noodige politieke bij-
redenen, het bezit der rijke Oranje-Chalon’sche erfenis
wilde zien overgaan in handen van een cL. K
bloedverwanten van zijn trouwen dienaar,
zooveel verplicht was.
Men heeft den ouders van Prins Willem verweten,
dat hunne gehechtheid aan de nieuwe leer niet zoo
groot was, dat zij hun kind liever „in het Roomsche
bijgeloof opgevoed zagen” dan hem van zulk een
erfenis verstoken te zien. We stellen hiertegenover