47
PHINS WILLEM I.
Zie Pfister, Geschichte der Teutschen, IV 278: „Wahrend
des Reichstags zu Augsburg, da die Confession übérgeben
wurde, liesz sie in ihrer Wohnung evangelisch predigen, selbst
auf der Jagd las sie in der Bibel. Der Pabst verklagte sie bei
dem Kaiser, das sie die schmalkaldischen Bundesverwandten
unterstiitzte und die Verbinding der Katholischen verhindere.
Zie ook Gachard, Analectes Belgiques, pag. 381.
We moeten hierbij aanstippen, dat genoemde land
voogdes bij haar broeder in verdenking stond, niet
geheel afkeerig te zijn van de kerkhervorming, 1) ’t geen
het vermoeden doet ontstaan, dat het voor den jongen
Prins niet a] te zwaar zal zijn gevallen, om aan een
rooinsch hof, met liberale opvattingen inzake het geloof,
te worden opgevoed.
Door zijne innemende manieren, zijn ridderlijk voor
komen, zijn uitgebreide kennis, gesteund door een
gelukkig geheugen en een buitengewone schrander
heid, won hij geheel de genegenheid van den Keizer,
wiens vertrouwen in hem niettegenstaande de uit
jaloerschheid voortspruitende lasterlijke aantijgingen
van andere hovelingen, nooit werd geschokt. De Ge
schiedenis bewijst dit voldoende.
Zoowel op krijgskundig als op diplomatiek gebied,
wist Prins Willem in betrekkelijk korten tijd, dank zij
zijne buitengewone geestesgaven, zich in te wijden
in de verfijnde staatkunde der XVIe eeuw, terwijl
hij zich met groot gemak in niet minder dan 5 talen
n.l. latijn, duitsch, fransch, spaansch en italiaansch
kon uitdrukken. Behalve de twee eerstgenoemde talen
moet hij zich de finesses van de overige aan het
Brusselsche Hof hebben eigen gemaakt.
De Staatskanselier Perenot, reeds genoemd, van wien
verondersteld mag worden, dat hij geenszins de in-