het
109
VAN PRINS WILLEM III.
aard. Geen enkele trek van liefde of zorg harerzijds
voor haar kleinkind wordt vermeldwel dat zij gezag
over hem zocht uit te oefenen en niets naliet om aan
deel te verkrijgen in de voogdij maar meer om haar
eigen belang dan om het zijne. Voor de opvoeding van
den Prins werd niet behoorlijk gezorgd. Behalve het
godsdienstonderwijs dat hij dagelijks ontving van
I)s. Trigland, wiens lessen ongetwijfeld van blijvenden
invloed zijn geweest op zijne denkwijze, gedurende zijn
geheele leven, schijnt hem, tot zijn negende jaar, geen
geregeld onderricht te zijn gegeven. Toen werd plotse
ling ingezien hoeveel verzuimd wasonder toezicht van
een gouverneur en vergezeld van meerdere pedagogen,
werd hij naar Leiden gezonden, misschien ook wel om
onttrokken te worden aan de kijverijen in zijne onmidde-
lijke omgeving. Een jaar daarna verloor hij zijne moeder.
Nu bleef feitelijk de voogdij overgelaten aan zijne groot
moeder, wier hart zich evenwel vreemd hield aan dat van
den wees, die alleen kon waarnemen hoe schromelijk
zijne belangen werden veronachtzaamd.
Zulk een jeugd was eene harde leerschoolniet minder
hard was wat hij vervolgens moest ondervinden, doch
het werkte alles samen om hem te vormen tot den
man, die hij worden zou.
Nog voor den dood der Prinses Royale hadden de
Staten van Holland beloofd de zorg voor ’s Prinsen
opvoeding op zich te zullen nemen, maar daarna trokken
zij zich terug, hetgeen beteekende dat hij op geenerlei
belangstelling, veel min op eenigerlei bevordering van
hun kant te rekenen had. Óngelijk was de strijd tusschen
de regeerende partij in Holland, belichaamd in haren
bekwamen leider Johan de Witt, en de vrij wat minder
handig aangevoerde nationale partij, die zich om