110 VAN PRINS WILLEM III. OP Oranjevaandel schaarde en op den Prins als op de hoop der toekomst zag. Zeker, er kon geen sprake van zijn, in tijden als de Republiek toenmaals doorleefde, de gewichtigste ambten aan een kinderhand toe te ver trouwen, maar dat neemt niet weg dat de geheele houding der Staatspartij tegenover den jongen Willem III zich kenmerkte door zekere geniepigheid en kleinzieligheid, die duidelijk aantoonen dat het haar in den grond veel minder om het landsbelang te doen was, dan om de voldoening van eigen grieven en de bereiking van zelf zuchtige doeleinden. Toen de Prins zeventien jaar oud was bereikte die strijd zijn toppunt in de uitvaardiging van het Eeuwig Edikt, waarbij het Stadhouderschap iu Holland werd vernietigd en het ambt van Kapitein- Generaal der Unie onvereenigbaar werd verklaard met dat van Stadhouder in een der andere gewesten. Door dien maatregel, met plechtige eeden bezworen, dacht men voor het vervolg verzekerd te zijn en den Prins alle vooruitzicht voor goed te hebben benomen. Hij zelf zweeghij wist dat het onnoodig was zich te willen verzetten. Het jaar te voren, toen alom verwacht werd dat hem in den oorlog met Munster het bevel over eene legerafdeeling zou worden opgedragen, was hij, in stede daarvan, tot „kind van Staat” verklaard en onder worpen aan het gezag van hen, die hij niet anders dan als zijne persoonlijke vijanden beschouwen kon, en die hem al terstond hunne macht hadden doen gevoelen, door, tot zijn grievend verdriet, allen die aan zijn persoon gehecht waren, uit zijne hofhouding te verwijderen. Doch wat als vernedering bedoeld was, droeg de kiem van toekomstige verheffing in zich. Was Oranje kind van Staat, dan was ook de Staat verplicht voor het heil en het belang van het kind zorg te dragen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 245