114 VAN PRINS WILLEM III. De groepeering van personen op nevensgaande prent is nagevolgd van een fraaie gravure, voorstellende de eedsaflegging van den Prins als Kapitein-Generaal. Opvallend zijn de kolossale afmetingen der portretten op den achtergrond, die misschien niet zonder bedoeling zijn overdreven, want in werkelijkheid waren die portretten niet van buitengewone grootte, zooals blijkt uit de afbeelding der vergaderzaal van de Staten-Generaal, voor komende tegenover bl. 102 in het „Verhael in forme van jour - nael van de reys en 't vertoeven van den Seer Doorluchtige ende Machtige Prins Carel de II". nog door de alle troepen te land benoemd te zijn, in den aflegging van den eed, in zijne liooge waardigheden werd bevestigd met alle daarbij gebruikelijke plechtigheden, waartoe bij het zitting nemen in de raadkamer en op de rolle van het Hof', ook het luisteren naar een pleitgeding behoorde waarlijk een zware proef voor het geduld van den jongen krijgsman, die wist hoe dringend zijne tegen woordigheid in het leger vereischt werd, en die dan ook nog denzelfden dag daarheen terugkeerde Het doel dat Willem III van jongs af voor oogen had gestaan, was nu bereikt; hij was in de ambten zijner vaderen hersteld. Eenigen tijd later werden ze erfelijk verklaard in zijn geslacht. Maar nu gold het reeds dadelijk te bewijzen dat het in hem gesteld ver trouwen niet misplaatst was, dat hij in staat was tot hetgeen van hem werd verwacht. En dat was niet weinig; sedert de donkerste dagen in den aanvang van den tachtigjarigen oorlog was geen zoo zware tijd in Nederland beleefd, en daaruit zou verlossing moeten worden gebracht door de hand van een jonkman, zonder toen hij den 911, na daags te voren Staten-Generaal tot opperbevelhebber van der Unie te water en Haag verscheen en, na

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 249