117 VAN PRINS WILLEM III. dag eenige ondervinding als krijgsoverste en zonder practische kennis van staatszaken, buiten wier behandeling hij immers voorbedachtelijk was gehoudenHet scheen ónmogelijk en toch gebeurde het. Zonder ophef, zonder veel woorden te spillen aanvaardde de Prins de zware verplichtingen, die hem werden opgelegd, maar van het oogenblik waarop hij die verplichtingen had aanvaard, toonde hij de man te zijn van wien alles zou afhangen, die den wil bezat om te leiden en door te zetten en dien wil met vastheid zou weten te doen gelden, die zich zijner beteekenis volkomen bewust was en wist wat hij verschuldigd was aan het bloed waaruit hij was gesproten, die den vijand dwingen zou rekening met hem te houden en in zijn eigen leger de ver slapte krijgstucht zonder aanzien des persoons zou weten te herstellen, die door niemand met zich zou laten spelen, maar op wiens woord men ook onvoor waardelijk zou kunnen bouwendat bleek reeds den dag na de eedsaflegging als Stadhouder. Vóór dat de Prins als zoodanig was aangesteld waren bereids pogingen tot onderhandeling met Frankrijk en met Engeland aangevangen, in de onzekere hoop dat het zou kunnen gelukken de belangen dier twee bondgenooten onder ling in botsing te brengen en ze alzoo van elkander te scheiden. Maar, toen in den loop dier onderhande- lingen een der engelsche staatsdienaars als zijn gevoelen te kennen gaf dat de Prins niet beter zou kunnen doen dan zich optewerpen als Souverein over hetgeen nog van de Republiek overig was, voer de jonge Stad houder hem met klem te gemoet dat het vier en Al wat de Prins van den oorlog gezien had, moet het beleg van Bronswijk in 1071 geweest zijn. (Wicquefort, Livre dix neuvième.)

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 251