119
VAN PKINS WILLEM HI.
van Munster en dwong dezen tot den aftocht, na een
beleg van ettelijke wekenen midderwijl was het onzer
diplomatie gelukt den Keizer en den keurvorst van Bran
denburg te bewegen ons ter hulp te komen op de mare
van het samentrekken hunner troepen, toog een goed deel
van het fransch bezettingsleger van hier naar den Rijn, maar
met dat al bleef toch Utrecht nog bezet en Holland nauw
ingesloten. Aanslagen door den Prins op Naarden en
op Woerden ondernomen, mochten niet gelukken. Maar
toch, zoo als een geschiedschrijver van hooge onpar
tijdigheid het uitdrukt, 1) hij was niet verslagen, al
was hij geen overwinnaar. Hij ondernam de krijgskans
elders te beproeven. Met eenige in der haast verzamelde
troepen trok hij uit de omstreken van Breda oostwaarts,
naar de Maas niemand wist wat zijn voornemen
was, maar eensklaps wierp hij zich op Charleroi, met
het doel de verbindingslijn van het fransche leger af
te snijden doch ook die poging mislukte. De bevel
hebber van Charleroi, van wiens afwezigheid de Prins
onderricht was, wist in tijds weder binnen de bedreigde
vesting te komen, en het invallen der vorst noodzaakte
al ras het beleg op te breken. Door die vorst ontstond
tegelijkertijd een dreigend gevaar voor Holland, zoodat
’s Prinsen onverwijlde terugkeer daar dringend werd
vereischt. Door het water was de vijand buiten de
provincie gehouden over het ijs zoude hij gemakkelijk
daar binnen kunnen geraken. Een groote. voorraad
schaatsen was, naar men meende te weten, daartoe
gereed. 2) Het geheele gewest was in onrust, in
verbeelding zag men reeds de plundering van Leiden
Due d’Aumale, Histoire des Princes de Condé, T. VII,
p. 327 en 372.
2) Histoire de Guillaume III, D. I, bl. 86.