145
PRINS WILLEM IV.
verzet
leus
heffing
vroeger leven moge
Het komt mij voor, dat men met die familietraditie
allereerst rekening heeft te houden bij een beschouwing
over onze beide laatste stadhouders. Willem IV was
noch door zijn verleden noch door zijn persoonlijkheid
voldoende voorbereid voor de zware taak, die op zijn
zwakke schouders werd gelegd.
Een korte herinnering aan zijn
hier volstaan.
Toen Johan Willem Friso, den 14den Juli 1711, op
vier-en-twintigjarigen leeftijd aan de Moerdijk verdronk,
was hij nauwelijks twee jaren gehuwd met Maria Louisa
van Hessen Kassei, en eerst zes weken later, den lsten
September, werd de zoon geboren, die de namen Willem
Karei Hendrik Friso ontving. Zijne voortreffelijke moeder,
die bij het Friesche volk als Maike-Meu in dankbare
herinnering is gebleven, nam zijne opvoeding niet minder
ter harte dan het bestuur van het gewest, waar hij bij
zijn meerderjarigheid als stadhouder zou optreden. Aan
hare populariteit was het wel te danken, dat in 1718
Groningen, in 1722 Drenthe en Gelderland besloten
den jongen Prins, zij het dan onder beperkende voor
waarden, het stadhouderschap op te dragen. In 1729
werd hij in deze gewesten beëedigd en twee jaar later
ook in Friesland als erfstadhouder en kapitein-generaal
van Friesland gehuldigd.
Zijn aanzien werd nog verhoogd door zijn in 1734
gesloten huwelijk met de Engelsche prinses Anna. Het
was weinig naar den zin der regenten in Holland en
Zeeland, die maar al te goed inzagen, dat, zoo ooit
van de zijde des volks hun dreigde, Oranje de
zou zijn. Te vergeefs hadden zij getracht de ver-
j van den Prins in Gelderland tegen te houden.
Om zijn invloed in Zeeland te breken hadden de Staten
10