146 PEINS WILLEM IV. van dat gewest, optredende als souvereinen, liet mark graafschap van Veere en Vlissingen, waaraan de be noeming der overheid in die steden verbonden was. afgeschaft. Hoewel zij een schadeloosstelling aanboden van 100000 gulden, protesteerde de Prins tegen deze eigenmachtige intrekking van feudale rechten, die sinds Willem l aan zijn geslacht verbonden geweest waren. Ook bij zijn huwelijk achtten de Staten van Holland het noodig bij het Engelsche hof nadrukkelijk te ver klaren, dat zij niet van zins waren tot eenige verheffing van den Prins mede te werken. Toen de Republiek baars ondanks in den Oostenrijk- schen successie-oorlog niedegesleept, een leger te velde had moeten brengen, herhaalden Friesland en de overige Stadhouderlijke gewesten het vroeger reeds gedane voor stel den Prins tot generaal te benoemen. Maar Holland had zich gehaast den vorst van Waldeck het opper bevel over de krijgsmacht te doen opdragen, en de Prins verklaarde het beneden zijn waardigheid in onderge schikten rang te dienen. Men begreep trouwens wel van beide zijden, dat een benoeming tot kapitein-generaal der Unie van zelf tot een herstel van den toestand onder Willem III moest leiden. En sneller dan men verwacht had. was dit het geval. De onderhandelingen over een afzonderlijken vrede, te Breda met groote geheimzinnigheid doorgezet, deden het wantrouwen des volks ten top stijgen. Den 25sten April 1747 brak de beweging te Veere uit, die weldra ook naar de overige steden van Zeeland oversloeg. Hier zoowel als in de eerste dagen van Mei in Holland, in Utrecht, in Overijsel werd de verheffing van den Prins tot stadhouder een onafwendbare eisch. Was het oorlogs gevaar, als in 167’2. ernstig geweest, dan ware allicht het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 283