170 KONING WILLEM I ALS ERFPRINS ENZ. Willem V aan zijn oudsten zoon den Erfprins Willem Frederik, later Koning Willem I. machtiging om maat regelen te treffen tot herstel van het Stadhouderlijk gezag in de republiek, den 22sten Mei 1799 verzocht de Erfprins aan den Koning van Pruisen om oog luikende toelating in diens Staten van Hollanders, die zich aan den verplichten krijgsdienst bij het Bataafsche leger zouden trachten te onttrekken, doch het liep tot den l5tf“n Augustus, dat de Erfprins te Lingen aankwam, waar vele geallowanceerde officieren en anderen zich vereenigd hadden. Zoowel om het bezwaar, om als Pruisisch Generaal het bevel te gaan voeren over vreemde troepen, als om den degen te trekken tegen de eigen landgenooten, lag het volstrekt niet in de bedoeling van den Erfprins om aan het hoofd der uitgewekenen gewapenderhand het grondgebied van de republiek te betreden. Hij kon weinig meer doen dan plannen beramen, raad geven en betrekkingen aanknoopen met verschillende mogend heden. Met Pruisen gelukte dit in het geheel niet, de Koning weifelde wel om partij te kiezen, maar om met open vizier tegen de republiek, of liever tegen Frankrijk op te treden, durfde of wilde hij nog niet. Het plan werd nu gevormd, om, zoodra de Engelschen in de republiek geland waren, de oostelijke grenzen op verschillende punten te overschrijden met kleine afdeelingen uitgewekenen. Dezen waren zeer gebrekkig gewapend, de meesten met jachtgeweren of pistolen, wel een bewijs dat men op een goede ontvangst rekende. Doch hierin vergiste men zich. Op onbeduidende uitzonderingen na, wilden en leger en burgerij nog niets weten van eene omwenteling ten voordeele van Oranje. Misschien zou dit anders geweest zijn als eene

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1899 | | pagina 305