PRINS WILLEM GEORGE FREDERIK VAN ORANJE EN NASSAU. 191
Wij pasten bij den aanhef de versregels van Engelands
grootsten dichter toe op den Vorst, wiens graf na
8 Januari 1799 reeds zoo dikwerf was verstoord in
1815 bij herbouw der plaats van zijn eerste bijzetting,
in 1820 nogmaals om andere redenen alvorens hij,
in wien Neerland’s krijgsroem was belichaamd, voor
goed ter ruste ging in het Oranje-mausoleum te Delft.
Aan Hare Majesteit de Koningin-Kegentes komt de
naar deze taak en voltooide het gedenkteeken in den
loop van het volgende jaar.
Acht jaar later moest de asch van den Prins, wegens
verbouwing van het klooster, worden overgebracht naai
de nabij gelegen Chiesa degli Erimitani: een oud sinds
kort gerestaureerd kerkgebouw; de asch werd in een
looden kist verzameld doch om kerkelijke redenen buiten
de sacristie begraven. Het graf dekte alleen een zerk
het monument van Canova werd aan de binnenzijde
van den muur der sacristie ingemetseld.
De belangstelling, die men aanvankelijk voor de groeve
koesterde, ging allengs uitsluitend op het monument
over. Het graf vervielhet later er om gebouwde
vertrekje diende als bergplaats voor allerlei gereedschap
op de vuile wanden toekenden moedwilligen allerlei
caricaturen. Bij bezoek van een onzer landgenooten aan
het graf bleek het, dat zelfs de officieren in de aan
grenzende kazerne onbekend waren met het feit, dat in
het verwaarloosde vertrek, waarin men door het tralie
werk een blik kon werpen, een Oostenrijksche Veldmaar
schalk begraven lag, die bij langer leven wellicht den
Franschen geweldenaar zou hebben belet om als een
weerlooze met hun moederland te spelen.