221
KONING WILLEM II ALS KRIJGSMAN.
Omstreeks 9 uur volgde de Prins den Opperbevel
hebber bij diens verkenning van de ingenomen stelling,
daarna nam hij zijne standplaats op het hoogste punt
van het terrein voor het centrum in. Een eigentlijk
gevechtsbevel gaf de Hertog niet uit, alleen gelastte
hij na die verkenning zoowel aan den Prins als aan
de generaals Picton en Hill het hun toe vertrouwde
gedeelte met alle krachten te verdedigeneerst wanneer
het Pruisische leger nabij zou zijn gekomen zoude uit
het verloop van den strijd moeten blijken of aanvallend
zou kunnen worden opgetreden.
De ontzettende plasregens, die den vorigen avond en
’s nachts waren gevallen en die het terrein in een
modderpoel hadden herschapen en zoodoende de be
wegingen van alle wapens, naar inzonderheid die der
artillerie zeer belemmerden, waren oorzaak, dat Napoleon
de vroege morgenuren opgebruikt moest laten voorbij
gaan en zoo werd het ongeveer half twaalf toen de
eerste kanonschoten aankondigden dat de reuzenstrijd
van Waterloo was begonnen.
Het lag in het voornemen van den Keizer om het
Engelsch-Nederlandsche leger op den linkervleugel aan
te tasten. Maar terwijl daartoe eene ontzaglijke geschut-
linie werd opgesteld, trachtte hij tegelijkertijd door een
schijnaanval op Wellington's rechtervleugel diens aan
dacht meer daarheen te trekken. Die schijnaanval nam
echter grootere afmetingen aan dan verwacht was door
de hardnekkige verdediging van het aldaar gelegen
kasteel van Hougomont. Omstreeks twee uur teekende
zich de aanval op den linkervleugel, toen het geheele leger
korps van d’Erlon, vier divisiën infanterie sterk, aldaar
kwam oprukken om na een verwoeden strijd, die aan
weerszijden talrijke offers kostte, te worden afgeslagen.