238
KONING WILLEM II ALS KRIJGSMAN.
toe te brengen, maar ook hoe toen de Prins van Oranje
om aan het bloedvergieten een einde te maken, de
verontschuldigingen aannam hem aldra van Belgische
zijde aangeboden met de verklaring dat het kanonvuur
was hervat geheel in strijd met de stellige bevelen
van den vijandelijken opperbevelhebber.
In den avond van den 12de Augustus keerde de
Prins van Oranje naar Thienen terug om den volgenden
dag zijne intrede in het veroverde Leuven te doen.
Terecht kon hij in de daar toen uitgegeven dagorder
tot zijn dapper leger zeggen: „De zege onzer wapenen
is volkomen. Na een veldtocht van nauwelijks tien
dagen staan wij in het hart van België. Tweemalen
ontmoetten wij den vijand, eerst te Hasselt, toen bij
Leuven en dit was genoeg om de twee Belgische legers
uiteen te slaan en in wanorde op de vlucht te jagen.
Gisteren en heden stonden onze voorposten op twee
uren afstands van Brussel en geen Belgisch leger is er
meer om den intocht zijner hoofdstad te beletten.”
En als hij in die dagorder verder naar waarheid kon
getuigen: „Met eere keeren wij terug naar onze oude
grenzen”, dan dankte het Nederlandsche volk dat in de
eerste plaats aan hem, den Vorstelijken Opperbevel
hebber, die nog op Belgisch grondgebied met Prins
Frederik van den in den oorlog beproefden aanvoerder
van het Fransche hulpleger, den Maarschalk Gérard
de betuiging mocht ontvangen van „zijne bewondering
over den schoonen veldtocht in zoo weinige dagen met
zulke jonge soldaten volbracht.” Volkomen verdiend
mocht dan ook de Prins van Oranje eenige dagen na
zijn terugkeer op den vaderlandschen bodem den Veld-
maarschalksstaf aanvaarden hem door zijn Koninklijken
vader geschonken en onder de uitstekende daden in