257
PRINS FREDERIK DER NEDERLANDEN.
velen aanvingen de vereeniging niet België als een
misslag te beschouwen. Gehoor gevende aan billijke
klachten zag de Regeering zich weldra genoodzaakt om
een ander belastingstelsel te ontwerpen, waarbij lage
in- en uitgaande rechten werden aangenomen, en o a.
de belasting op het gemaal en het geslacht zou worden
ingevoerd. De Prins van Oranje begreep den tegen
stand, welke laatstgenoemde heffing opwekte bij de
Belgen, en weigerde om deel te nemen aan de daarover
in den Raad van State gevoerde beraadslagingen. Prins
Frederik veroordeelde eveneens de financiëele ontwerpen
van 1820, maar voerde daartegen in den boezem van dat
bestuurslichaam een krachtige oppositie. Bij de aanne
ming van het ontwerp laakte Z. K. H. openlijk de wijze van
behandeling, waardoor voor de Belgen zulke ongunstige
uitkomsten werden verkregen. De populariteit in België,
welke de Kroonprins zocht, bleek onvereenigbaar met
de vrede in de Koninklijke familie. Dikwerf werd deze
alleen dank zij der bemiddelende tusschenkomst van
's Konings tweeden zoon bewaard of hersteld.
Terwijl verschil van zienswijze tusschen den Koning
en den Prins van Oranje in het beheer van het
departement van oorlog ten slotte daartoe leidde,
dat de troon sop volger zonder invloed bleef op de
vorming van de krijgsmachten, slaagde Prins Frederik
er in als minister van oorlog, o.a. om het wapen der
artillerie te verheffen tot het hooge standpunt, waarop
het zich in 1831 bevond en in den vreemde werd
geroemd als de beste van Europa. Met betrekking tot
de kostbare vestingen in België deelde Prins Frederik
geheel andere inzichten dan de bouwmeester daar
van, de luitenant-generaal baron Krayenhoff. Bijtijds
overwoog hij, op welke wijze de nadeelen konden
17