259
PRINS FREDERIK DER NEDERLANDEN.
het ministerie
werden niet gedeeld
Korten tijd vóór zijn aanvaarding van
van oorlog had op 21 Mei 1825 te Berlijn het
huwelijk van Prins Frederik met de 17-jarige Prinses
Louise Augusta Wilhelmina Amalia van Pruisen, dochter
van Koning Frederik Willem 111 van Pruisen, een nieuwe
band gestrengeld tusschen de Huizen van Oranje-Nassau
en van Hohenzollern. Al spoedig braken bange dagen
aan voor de jonge echtgenooten.
Reeds twee jaren vóór het uitbreken van den
Belgischen opstand had Prins Frederik, door getrouwe
en goed ingelichte vrienden gewaarschuwd, zich los
gemaakt van de optimistische meening, die omtrent de
gezindheid van Zuid-Nederland. aan het Hof heerschte.
Het was den Prins geen geheim, hoe men den Koning,
die niet altijd consequent te werk ging, beschul
digde door overdreven vasthoudendheid aan verouderde
beginselen den vrede en de overéénstemming met
het Zuiden in de waagschaal te stellen. Met goeden
wil bezield, maar steeds toegevende aan de overdreven
zucht om België als het ware te „hollandiseeren”; niet
voldoende acht slaande op den geest en de behoeften
van den tijd, welke vrijzinniger instellingen eischte dan
een grondwet zonder ministeriëele verantwoordelijkheid,
werd de klove tusschen Noord en Zuid immer wijder.
Bovendien was Frankrijk verbitterd, omdat de revolu
tionaire Fransche uitgewekenen een veilige schuilplaats
vonden in Nederland. Duitschland toonde zich veeltijds
gevoelig over de gevoerde onderhandelingen met betrek
king tot de Rijnvaart en de verhouding van Luxemburg.
Rome en de pers verzuimden geen gelegenheid om het
gezag van Koning Willem I te dwarsboomen, ten slotte
te ondermijnen. Maar de inzichten van Prins Frederik
werden niet gedeeld en de eischen van de Zuidelijke